Of je het leuk vindt of niet: ieder mens leert schrijven op school. Het begint met de letters, dan korte woorden, gevolgd door zinnen, opstellen en hele werkstukken. Aan het einde van de middelbare school kan iedereen schrijven. Toch?
Uitgevers van non-fictie (niet-romans) zijn afhankelijk van mensen die hun kennis willen delen
Na een aantal gesprekken worden afspraken gemaakt waar de tekst aan moet voldoen, voor wanneer de tekst ingeleverd moet worden en wat de verdiensten zijn voor de schrijver. Er is een nieuwe auteur geboren. Maar hoe zit het met zijn schrijftalent? Hoe levert hij een kwalitatief goed manuscript aan dat aantrekkelijk is voor elke uitgever?
Er worden steeds meer eisen gesteld aan de auteur
In de praktijk blijkt dat het ingeleverde werk steeds minder voldoet aan de gestelde eisen. Een auteur kan goede kennis van zaken hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat hij in staat is om zijn kennis in woorden om te zetten. Als hij daar moeite mee heeft, kan dit grote gevolgen hebben voor de uitgever, die dan te maken kan krijgen met:
- het aanleveren van kwalitatief slecht geschreven materiaal (grammatica- en spellingfouten)
- het gebruik van andermans teksten (plagiaat)
- kopij die niet geschikt is voor de doelgroep (tekst is te moeilijk)
- een manuscript zonder structuur.
Uitgevers houden zich de laatste jaren steeds meer bezig met het instrueren van de auteurs
Zo zijn er projectleiders, auteursinstructies, handleidingen, digitale formats, workshops, en auteursdagen. De laatste ontwikkeling is de persoonlijke begeleiding van een auteur tijdens het schrijfproces door een tekstschrijver/bureauredacteur. De auteur wordt dan bijgestuurd en wordt zodoende op een hoger schrijfniveau getild. Geen schrijversblok en kwalitatief goed materiaal, dat direct bruikbaar is voor het professionele circuit binnen de uitgeverij.